Vereniging van amateurtuinders Ede

VAT - krant

nr. 05-05  

19.12.2005

vat-krant index

vat-krant 05-03

vat-krant 05-04

vat-krant 05-05

vat-krant 05-06

vat boekenlijst

start

recept 01

recept 02

KNOLSELDERIJ

Elk jaar voorzie ik enkele tuinders in mei van knolselderijplantjes. Om dat te kunnen doen, moet ik er op tijd bij zijn. Daarom begin ik met de teelt al in februari. Het kweekrecept heb ik uit aantekeningen van een voortreffelijke cursus van de volksuniversiteit door de heer Tromp in 1980. Ik zal proberen het uit te schrijven, aangevuld met wat eigen ervaring. Dit verhaal moet dan in het novembernummer van de Kruiwagen komen, want het volgende nummer is er al te laat voor.

Zaai half februari de (zeer fijne) zaadjes in een bakje met potgrond. Zaai niet te dicht. Dat ben je gauw geneigd met zulk fijn zaad. Overdek het bakje met een velletje doorzichtig plastic, met een paar gaatjes erin om te veel verdamping van vocht tegen te gaan. Je kunt ook een plastic zakje met wat gaatjes om het bakje knopen. Zet het bakje op een lichte en warme plaats, bijvoorbeeld voor het raam op een kozijn boven een centrale-verwarmingsradiator (het moet daar natuurlijk niet al te warm zijn). Een minder warme plaats kan ook, maar het ontkiemen zal dan langer duren. Op een warme plaats zullen de plantjes na ongeveer tien dagen opkomen. Je mag ook op een donkere plaats laten ontkiemen, maar dan moet je het bakje naar een lichte plaats verhuizen zodra je de plantjes begint te zien.

Als de plantjes 2 centimeter hoog zijn kun je ze verspenen. Wip ze dan met een potlood omhoog. Zet ze vervolgens in een kistje met grond, iets dieper dan je ze uit het eerste bakje hebt gehaald. Dat betekent, dat je ze tot de zaadlobben in de nieuw grond zet. Dit kistje moet op een lichte plaats staan, maar het hoeft niet zo warm te staan. Eind maart kan het kistje naar buiten. De plantjes kunnen een beetje vorst hebben.

Zelf verspeen ik niet meer in een kistje, maar in potjes met per potje één plant. Let wel op slakken. Die vinden de jonge knolselderijplantjes heerlijk, vooral als er nog weinig te halen is in het voorjaar. Merk je dat er vraat is, zoek dan naar slakjes in de buurt of onder de potjes, waar ze zich overdag schuil kunnen houden.

In mei moeten de plantjes vanuit het kistje op hun definitieve plaats worden geplant. Wacht er niet te lang mee. Mijn ervaring is dat er geen groeistilstand moet ontstaan als gevolg van te weinig ruimte voor het groeiende plantje in de pot. Uitplanten: 50 centimeter uit elkaar. Plant niet te diep, want dan krijg je geen knol. Plant ze even diep als ze in het kistje of het potje stonden. Dus: verspenen wel diep; uitplanten niet diep!

Verder gaat het vanzelf. Je hoeft alleen maar te wieden. De planten kunnen last hebben van bladvlekziekte, maar dat is niet erg. Knolselderij heeft wel voldoende voedsel nodig. Wat extra stalmest kan geen kwaad. Wat extra kippenmest van John v.d. Linden zal ook wel goed zijn. De knollen zijn in oktober goed. Haal ze dan uit de grond, want de planten zijn niet winterhard.

Na het uit de grond halen kun je de knollen naast elkaar rechtop zetten in een kist met wat scherp zand. Niet schoonmaken. Je schijnt de knollen tot maart te kunnen bewaren, maar zo lang geduld hebben wij er nooit mee. Ze hoeven niet donker te staan. Hebben ze een beetje licht, dan groeien ze nog wat.

Behalve de knol is ook het blad interessant voor de keuken. Het blad kun je bijvoorbeeld bij het oogsten van de knol afhalen, en dan gemengd met zout in een glazen pot in de koelkast bewaren. Daaruit kun je af en toe wat gebruiken voor de soep. Je kunt ook wel eerder blad van de plant halen, maar dan alleen de onderste bladen die los beginnen te raken. De andere bladen blijven nodig voor de groei van de knol.

Het zaad kun je, mits droog, wel vier jaar bewaren. Dan heb je meestal nog zaad over, doordat het zo fijn is en er zo veel in een zakje zit.

LL